Klein Duimpje hoort al zijn hele leven: ‘Dat kan jij niet, Klein Duimpje. Jij bent zó klein, jij telt niet mee.’ Als zijn grote broer Dikke Teen dan ook nog eens zijn toetje afpakt, weet Klein Duimpje het zeker: hij gaat weg.
Onderweg maakt hij van alles mee. Hij ontmoet zijn eerste vrienden (denkt hij), hij helpt een luie molenaarszoon (weet hij) en hij dur( aan te kloppen bij dat reuzegrote huis (oei oei, slecht plan). Klein Duimpje maakt spannende avonturen mee! Gelukkig loopt het goed af.